Dit is een aangepaste en bewerkte vertaling van het oorspronkelijke Engelse artikel.
Raakt klimaatverandering iedereen? Ja zeker. Maar niet iedereen in dezelfde mate en op dezelfde wijze. Terwijl mensen die het goed hebben bezig zijn met ‘onze toekomst,’ wordt er soms vergeten dat voor veel mensen klimaatverandering ook een onleefbaar heden inhoudt. Op dezelfde manier als er vergeten wordt dat mensen die vrezen het eind van de maand niet te halen, zich minder zorgen maken over het einde van de planeet.
Klimaat zou bijvoorbeeld als ondergeschikt kunnen worden gezien wanneer het belangrijkste is dat de aardbevingen die je provincie teisteren verdwijnen. Gelukkig was dat voor veel Groningers niet het geval: de gezamenlijke vijand werd herkend.
Twee jaar geleden voerde Code Rood actie in Groningen, een gebied in Noordelijk Nederland dat door de gasboringen van Shell en de NAM zwaar getroffen wordt door aardbevingen. Er zitten scheuren in mensen hun huizen en hun ziel – want al het vertrouwen dat de overheid substantieel iets zou doen aan de erbarmelijke situatie, is voor velen verdwenen. De stem van de Groningers wordt nog steeds amper gehoord in het publieke debat. De vraag is waarom niet – omdat er ‘niet zo veel mensen wonen’, omdat het ‘zo ver van de randstad is’? Of omdat de levenskwaliteit van Groningers van ondergeschikt belang is ten opzichte van de winst van Shell en de NAM?
Dit ondergeschikt maken van levenskwaliteit of levens van bepaalde groepen aan de winst van anderen, loopt als een rode draad door het Nederlandse koloniale verleden en neokoloniale heden. In dit stuk gaan we in op klimaatracisme en de ‘environmental justice’ beweging om het stellen van winst boven levens te proberen te verklaren.
Het begrip ‘klimaatracisme’ werd begin jaren 80 in de Verenigde Staten geboren. Nadat het eerst bij activisten in zwang raakte, werd de term al spoedig overgenomen door academici en onderzoekers van verschillende studievelden. Onder andere binnen geografie, sociologie en rechten werd massaal wetenschappelijke bewijs geleverd dat de lasten van milieuvervuiling onevenredig verdeeld zijn. ‘Ras’ was daarbij de doorslaggevende factor. Klimaatracisme is elke praktijk die leidt tot een afwijkende impact op verschillende groepen of individuen die zich onderscheiden qua ras. Klimaatrechtvaardigheid is de benaming voor de beweging die zich heeft ontwikkeld naar aanleiding van de realisatie dat gemeenschappen van kleur, en gemeenschappen die sociaal-economisch achtergesteld zijn, een veel groter risico lopen op natuurrampen en andere milieu gerelateerde ‘pech.’ De klimaatrechtvaardigheidsbeweging ontkent dus dat klasse of ras een neutrale categorie is, door te benadrukken dat specifieke sociale groepen harder getroffen worden door het (gebrek aan) klimaatbeleid, en dat andere groepen daar baat bij hebben. In het geval van Groningen: de mensen in de provincie lijden, de mensen aan de top van Shell keren dividend uit aan hun lobbyende aandeelhouders. Dit heeft te maken met klasse en macht. Wereldwijd: de Kiribati eilanden en hun bevolking verdwijnen, Westerse bedrijven gaan door met winst maken. Dit heeft te maken met ras, klasse, en macht.
Rob Nixon beschrijft het effect van mensen die lijden onder de de gevolgen van klimaatracisme als ‘langzaam geweld.’ Langzaam geweld is niet zichtbaar in het Nederlandse publieke debat omdat het buiten ons zicht gebeurt. Op dezelfde manier als in Amsterdam de aardbevingen in Groningen niet worden gevoeld, treuren we in Europa niet om de doden die vallen in het globale Zuiden. De mensen die slachtoffer zijn van klimaatracisme, worden niet herkend in westerse narratieven. Klimaat-rechtvaardigheid is een term die geïnspireerd is op de environmental justice beweging. Net zoals ecologische belangen ongelijk verdeeld zijn over verschillende mensen op basis van ras, klasse en gender, komen ook de gevolgen van klimaatontwrichting onevenredig hard terecht bij mensen die het nu ook al minder goed hebben. Klimaatracisme verwijst echter niet alleen naar de onevenredige verdeling van ecologische nadelen, maar ook naar het onderliggende systeem en de onderliggende structuur die die ongelijkheden veroorzaken. Een aantal visies hierop zijn dat klimaatracisme een ongewild bij-effect is van rationele economische keuzes; dat gemarginaliseerde groepen minder economisch en sociaal kapitaal hebben om effectief verzet te organiseren; en dat economische groei belangrijker is dan de inherente waarde van de natuur of de mensen die in en rond die natuur leven.
Laten we beginnen met ‘intentie’. Een van de perspectieven waar de beginnende onderzoekers van het begrip klimaatrechtvaardigheid op voortborduurden, was het idee dat er geen ‘intentionele’ discriminatie plaatsvindt. In plaats daarvan zou een vervuilende actor alleen een economisch rationele afweging maken, die er dan toevalligerwijs toe leidde dat het voornamelijk niet-witte arme mensen waren die de gevolgen daarvan droegen. Door winst te maximaliseren en productiekosten te minimaliseren, wordt de keuze voor een locatie gebaseerd op lage prijzen. Dit leidt ertoe dat de industrie gemeenschappen met lage inkomsten binnendringt – gemeenschappen die het niet kunnen veroorloven ergens anders te wonen. De resulterende vervuiling vermindert vervolgens zowel de levensomstandigheden als de waarde van hun land of huis. De vervuiling leidt er toe dat degene die wel kapitaalkrachtig zijn, verhuizen. De waardevermindering zorgt ervoor dat het gebied en de gemeenschap in een neerwaartse spiraal van verpaupering terecht komen. De sterke kruisverbanden tussen ras en klasse is een mogelijke verklaring voor klimaatracisme. Maar zelfs als we economische dynamiek abstraheren van raciaal vooroordeel, door de historische context van kapitalisme als zich ontwikkelend systeem met al bestaande racialisaties van minderheden, dan blijft het een opvallend dat deze economische logica zich volledig langs raciale lijnen ontwikkelt. Dit is de reden dat mensen die zichzelf onderdeel van de klimaatrechtvaardigheid beweging zien, veelal een anti-kapitalistische analyse delen. Auteurs zoals David Naguib Pellow en Laura Pulido beargumenteren dat de motivering voor bepaalde locatie voornamelijk raciaal is, en niet economisch. Pellow noemt dit de ‘dispensibility’ van gemarginaliseerde groepen – hun levens tellen simpelweg minder hard mee.
Een tweede mogelijke verklaring van klimaatracisme is sociaal politiek van aard. Deze benadrukt het gebrek aan sociaal kapitaal van geracialiseerde groepen. Industrie en overheid vermijden gemeenschappen die in staat zijn effectief verzet te organiseren, of trekken zich terug als ‘Not In My Backyard’ activisme vervuilende praktijken in de achtertuin van de witte middenklasse onmogelijk maakt. Geracialiseerde gemeenschappen zijn hierdoor eerder slachtoffer van vervuiling omdat ze politiek vaak onder-gerepresenteerd zijn en niet gehoord worden of zich niet herkennen in het door witte mensen gedomineerde publieke debat.
Een derde uitleg gebruikt het concept van de ‘treadmill of production’ van de socioloog Allan Schnaiberg. Dankzij snelle economische groei van de kapitalistische economie sinds de tweede wereldoorlog, is de economie in constante nood om natuurlijke hulpmiddelen verder te exploiteren. In dit proces wordt economisch nut geprioriteerd boven sociale of inherente waarde van natuur. Dit leidt vaak tot conflict met inheemse bevolking die het land bewoont waar deze grondstoffen zich op bevinden.
Dit is slechts een begin van het inventariseren van de oorzaken van klimaatracisme. De meest logische verklaring, waar slechts weinig wetenschappers in de vroege klimaat-rechtvaardigheid discussie zich aan wagen, is die van pure discriminatie. Niet van economische belangen, maar gewoon: levens van inheemse volken en niet-witte mensen worden als fundamenteel minder waard gezien dan die van witte rijke mensen. Dat heeft niets met verzet of kapitaal te maken, maar met het niet herkennen van menselijkheid in een ‘ander’. Een kritische blik op de globale en transnationale patronen van ecologisch onrecht toont duidelijk aan dat de export van vervuilende industrieën en afval voornamelijk naar voormalig gekoloniseerde landen gaat waar het grootste deel van de bevolking bestaat uit mensen van kleur. Klimaatverandering maakt de kwestie van ecologische onrechtvaardigheid des te prangender: het verschil tussen het globale Noorden en het Globale Zuiden wat betreft het veroorzaken van klimaatverandering en wat betreft de desastreuze gevolgen ervan, is enorm.
Royal Dutch Shell staat op de negende plek van de meest vervuilende CO2 uitstoters ter wereld. Hoewel Shell ook in de rechtbank aangeklaagd wordt voor betrokkenheid bij ‘normaal geweld,’ zoals voor hun aandeel in het ombrengen van de leiders van het verzet in Ogoniland, staan ze dus ook voorop in het uitvoeren van ‘langzaam geweld.’ Over de hele wereld ondergaan mensen de gevolgen van klimaatontwrichting door droogte, stijgende zeespiegel, en extreme weer-gerelateerde natuurrampen als gevolg van de rationele economische keuzes van Shell. Zeker gezien de koloniale geschiedenis van Nederland, is het van belang te benadrukken dat deze mensen voornamelijk leven in landen die zich al eeuwen verzetten tegen verschillende vormen van Westers en Europees superioriteitsdenken en vormen van (neo)kolonialisme.
Veel van de wandaden uit het verleden worden ontkend. het gaat hierbij niet om letterlijke ontkenning: het glashard ontkennen dat iets gebeurt of gebeurd is. Voor zowel het Nederlandse koloniale verleden, als het aanhoudende aandeel van Royal Dutch Shell in klimaatdestructie, is glashard liegen onmogelijk. Interpretatieve ontkenning is het accepteren dat er iets ergs gebeurd is of aan het gebeuren is, maar de verkeerde oorzaak daarvan aanwijzen. Er is een tekort aan betaalbare huizen, het komt door vluchtelingen, in plaats van door VVD beleid. De aarde warmt op, maar dat is het gevolg van natuurlijke processen, in plaats van het gevolg van het mensonterende winstbejag dat leidt tot steeds meer gebruik van fossiele brandstoffen.
Een actuele casus van ecologisch onrecht is de strijd van de Wet’suwet’en tegen het bouwen van een gas-pijpleiding op hun land. Shell is voor 40% aandeelhouder in dit project. De verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse mensen is volledig terzijde geschoven door Shell en de andere belanghebbenden van het project. De Canadese overheid steunt de economische belangen van de projectontwikkelaars en CO2 vervuilers, en laakt haar inheemse bevolking. Mensen die zich verzetten tegen het project bevinden zich dus in een situatie waar ze opgepakt kunnen worden voor het beschermen van hun door de VN vastgelegde rechten. Shell is niet alleen betrokken bij het bouwen van de gasleiding, maar liegt ook glashard dat het support van de ‘lokale bevolking, First Nations, en Canadese overheid krijgt’. De lokale inheems bevolking zelf, de Wet’suwet’en, zien dat anders.
Dit is geen beschuldiging aan het adres van Shell medewerkers – veel mensen die voor Shell werken zijn mensen met goede bedoelingen die trots zijn op hun werk. Filosofe Hannah Arendt heeft dit prachtig geanalyseerd in haar boek over het Eichman process, in het geval je geïnteresseerd bent in de term ‘de banaliteit van het kwaad.’ Dat een individu werkt voor een slecht bedrijf is een persoonlijke morele afweging, die legitiem kan zijn. Om in het huidige systeem mee te draaien heb je geld nodig, en soms ook status en baanzekerheid. De koloniale achtergrond van Shell laat echter zien dat hun destructieve klimaatbeleid niet hun enige faux-was is.
Na deze uiteenzetting over de klimaatrechtvaardigheidsbeweging, het bestaan van klimaatracisme, en de unieke positie van Nederland, is natuurlijk de vraag: wat nu? De strijd aangaan met Shell is een uiting van solidariteit aan de Wet’suwet’en en andere inheemse groepen die strijden tegen ecologisch racisme over heel de wereld. Veel mensen maken zich zorgen om klimaatverandering. Een manier om bij te dragen of invloed uit te oefenen op iets wat zo groot, abstract en bedreigend is, is echter niet evident. Voor sommige mensen is het veranderen van hun dieet of compenseren van hun vliegvakantie genoeg, anderen worden verlamd door schuldgevoel en het idee tekort te schieten in het aanzicht van de grootste crisis in de geschiedenis van de mensheid. En we schieten ook tekort – niet omdat we niet genoeg veranderen in onze persoonlijke levens, maar omdat we geen collectieve actie ondernemen. Het is aan ons om een brede verandering af te dwingen. Niet door ons dieet aan te passen, maar door bijeen te komen en ons te verzetten tegen de klimaatdestructie van winstcriminelen.
Op 21 maart zou er een anti-racisme demonstratie zijn die van de Dam naar de Dokwerker te Amsterdam zou lopen. Een fantastische dag voor mensen die begaan zijn met klimaatverandering om te laten zien dat het lot van alle mensen hen aangaat – niet alleen onze toekomst, maar ook ons heden – omdat er geen klimaatrechtvaardigheid is zonder raciale gelijkheid. In plaats van een demonstratie was er een livestream op AT5, met onder andere Naomi Pieter van Trans United en Chihiro Geuzenbroek van Shell Must Fall. Volgend jaar hopen we met zoveel mogelijk mensen in goede gezondheid mee te kunnen lopen met de anti-racisme demonstratie, in een land dat naar aanleiding van de coronacrisis koos voor het prioriteren van mensenlevens boven winst.
Voetnoot: De term ras is omstreden. De manier waarop de term in dit stuk gebruikt wordt, is als een fictief arbitrair onderscheid met reële materiele gevolgen. Hoewel we de wetenschap accepteren dat er geen biologisch niet-arbitrair onderscheid is tussen mensen met verschillende huidskleuren, heeft de introductie van het concept ras er wel toe geleid dat mensen met verschillende huidskleuren verschillend behandeld worden. De materiele effecten van het fictieve onderscheid zijn dus wel echt. Kleurenblindheid of ‘ras niet zien’ ontkent de reële nadelen en reële privileges die mensen ondergaan op basis van hun ras.