Koloniale Klimaatpolitiek

Koloniale Klimaatpolitiek

Wat bedoelen we als we op straat roepen om klimaatrechtvaardigheid?
Dat de klimaatcrisis niet alle mensen en plaatsen gelijkwaardig raakt, daar zijn veel mensen zich van bewust. Maar wat niet vergeten mag worden is dat veel van de oplossingen die worden aangedragen op internationaal niveau koloniale patronen van onteigening en opoffering van Inheemse gemeenschappen, mensen van kleur en het Globale Zuiden dreigen te herhalen. Inheems leiderschap wordt stelselmatig uitgesloten van internationale onderhandelingen, en klimaatconferenties dienen voornamelijk de belangen van rijke landen en grote bedrijven. Zolang de grondslagen van het koloniale, kapitalistische systeem waarvan klimaatverandering een symptoom is niet worden aangepakt, zal de internationale klimaatpolitiek leiden tot de voortzetting van koloniale machtsrelaties en uitbuiting onder het mom van verduurzaming.

Dat de klimaatcrisis innig verbonden is met kolonialisme, is wijd gedocumenteerd. Toch werd dit verband pas in 2022 door het IPCC, de internationale autoriteit op het gebied van klimaatwetenschap, erkend. In ruim 30 jaar wetenschappelijke rapporten bleef deze connectie onbespreekbaar. Het verbranden van fossiele brandstoffen, kappen van bossen, mijnbouw en intensieve veehouderij – de belangrijkste directe oorzaken van klimaatverandering – hangen allemaal samen met koloniale overheersing en de onteigening van Inheemse volken. De grootschalige winning van fossiele brandstoffen kon bijvoorbeeld alleen plaatsvinden door het land en de lichamen van ‘anderen’ toe te eigenen, van Inheemse en gekoloniseerde mensen. Met als ultieme doel: economisch gewin van Europese overheden en bedrijven. Nog altijd worden Inheemse rechten geschaad en ecosystemen dagelijks verwoest onder het mom van vooruitgang en economische groei.

Koloniale internationale klimaatonderhandelingen
Dat daarnaast ook de internationale klimaatpolitiek getekend wordt door kolonialisme is duidelijk zichtbaar op de klimaatconferenties, de COPs, die elk jaar plaatsvinden. Tijdens de COP komen overheden van over de hele wereld samen om te onderhandelen over de aanpak van de klimaatcrisis. Westerse onderhandelaars worden hier vaak gehuldigd als redders van het klimaat: zo werd Mark Rutte tot een ware ‘klimaatpaus’ verklaard in Madrid in 2019. Waar echter veel minder aandacht voor is, is het feit dat zowel binnen als buiten de officiële onderhandelruimtes delegaties uit het Globale Zuiden en Inheemse gemeenschappen zich al decennialang het hardst uitspreken voor klimaatrechtvaardigheid, en een leidende rol spelen in voortvarende en rechtvaardige klimaatactie. Zo was Papua New Guinea het eerste land dat een formeel plan voor klimaatactie indiende onder het Akkoord van Parijs en zijn Inheemse Hawaiianen voorlopers op het gebied van klimaatbeleid, planning en adaptatie.

Dat alleen overheidsdelegaties uitgenodigd worden voor de officiële onderhandelingen, betekent verder dat Inheemse volken niet vertegenwoordigd worden aan de onderhandelingstafels. Een internationaal politiek systeem dat de natiestaat als basis heeft, is bij uitstek koloniaal. Natiestaten ontstonden immers als een gevolg van kolonisatie. De diversiteit aan Inheemse Naties en manieren van bestuur en samenleven die de wereld rijk is, moesten het veld ruimen voor koloniaal bestuur. De natiestaten die na formele dekolonisatie ontstonden zetten het patroon van koloniale onderdrukking in de meeste gevallen voort. Tijdens COP26 hielden Inheemse delegaties een protest ter nagedachtenis aan de minstens 1,005 activisten die zijn vermoord sinds het Akkoord van Parijs voor het verdedigen van hun land en het leven op aarde. Eén op de drie van hen is Inheems. Dit is tekenend voor de manier waarop de overheden die bij de COP mogen aanschuiven omgaan met aardebeschermers.

Hoewel de rol van Inheemse gemeenschappen in klimaatactie steeds vaker wordt aangehaald in internationale onderhandelingsruimtes, worden ze nog altijd buitengesloten van daadwerkelijke beslissingen. Dit werd alleen maar verergerd door de Covid-19 pandemie. Onder andere doordat Westerse landen zich het leeuwendeel van de vaccins toe-eigenden, was het voor Inheemse delegaties en delegaties uit het Globale Zuiden nog moeilijker om toegang te krijgen tot de onderhandeltafels. Dit terwijl Inheemse volken, slechts 5% van de wereldbevolking, zo’n 80% van de biodiversiteit op aarde beschermen, en Inheemse kennis cruciaal is in de strijd tegen klimaatverandering. Inheemse gemeenschappen hebben immers toegang tot duizenden jaren aan kennis, overgedragen van generatie op generatie, over hoe we het best zorg kunnen dragen voor het land.

Koloniaal klimaatbeleid
Niet alleen worden Inheemse gemeenschappen stelselmatig uitgesloten van klimaatonderhandelingen, ook de uitkomsten van deze onderhandelingen zijn gekenmerkt door koloniale verhoudingen. Denk bijvoorbeeld aan de grens van 2°C opwarming die is afgesproken in het Akkoord van Parijs. Deze grens van 2°C werd een doodvonnis genoemd door afgevaardigden van kleine eilandstaten en door activisten uit het Globale Zuiden, waaronder Vanessa Nakate. Bij het vaststellen van dit doel was niet het beschermen van de mensen die het hardst worden geraakt door de klimaatcrisis het uitgangspunt, maar voornamelijk wat Westerse leiders als ‘politiek haalbaar’ zien zodat economische groei wordt gewaarborgd. Terwijl wereldleiders zich verschuilen achter retoriek over het redden van de mensheid, is het doel van het Akkoord van Parijs voornamelijk om de winst van grote bedrijven te beschermen, waarvoor de levens van de meerderheid van de wereldbevolking zonder problemen worden opgeofferd.

Ook de oplossingen die worden aangedragen om binnen de grens van 2°C – of 1.5°C – te blijven, zijn een voortzetting van kolonialisme. Inheemse organisaties zoals het Indigenous Environmental Network noemen dit dan ook ‘valse oplossingen’ – oplossingen die werken voor grote bedrijven en politieke leiders, maar niet voor de mensen en plaatsen die getroffen worden door de klimaatcrisis. Zo staan de handel in emissierechten en andere maatregelen gebaseerd op marktwerking centraal in het Akkoord van Parijs. Inheemse gemeenschappen verzetten zich hier fel tegen. Er zijn de zogenaamde ‘nature-based solutions’ – het herstel van bijvoorbeeld bossen en moerassen. Deze worden voornamelijk gebruikt door bedrijven in het Globale Noorden om door te gaan met het uitstoten van broeikasgassen, maar dit te ‘compenseren’ door bijvoorbeeld bossen aan te planten in het Globale Zuiden. Ook consumenten worden verleid op deze manier hun uitstoot te compenseren bij het boeken van een vliegticket of bij het tankstation.

“Nature based solutions”
In plaats van fossiele brandstoffen onder de grond te houden, gebruiken olie- en gasbedrijven deze maatregelen om door te gaan met het aanboren van nieuwe bronnen, wat dankzij compensatie ‘klimaatneutraal’ zou zijn. Daarnaast werken deze ‘oplossingen’ het onteigenen van Inheemse volken in de hand. Veel van de compensatieprojecten vinden plaats op het land van (Inheemse) gemeenschappen in het Globale Zuiden. Bosbeschermingsprojecten in het kader van REDD+ zijn hier veelvuldig om bekritiseerd. De gemeenschappen die leven in en van het bos worden van hun land verjaagd of hen wordt de toegang ontzegd. Dit terwijl zij vaak zorg dragen voor deze bossen, zorg die nu door commerciële partijen wordt overgenomen, waardoor de kwaliteit van ecosystemen vaak hard achteruitgaat. Zo maken bedrijven winst door het ‘beschermen’ van bos dat niet bedreigd werd, of door het bouwen van ‘groene’ infrastructuur op land dat werd gebruikt voor het levensonderhoud van hele gemeenschappen, terwijl diezelfde bedrijven verderop bos kappen voor het winnen van fossiele brandstoffen.

Een voorbeeld hiervan is het Franse Total, dat nieuwe olieprojecten wil ontwikkelen in de Republiek Congo en voor de kust van Suriname. Het bedrijf probeert deze projecten te compenseren met ‘nature based solutions’: in Suriname door de overheid te betalen voor het beschermen van bossen, en in Congo door een savannegebied te beplanten. Dit project is extreem controversieel, omdat zowel de olieboringen als de aanplanting van het bos zeldzame ecosystemen dreigen te verwoesten, en hierdoor een averechts effect kunnen hebben op de natuurlijke opslag van CO2. Daarnaast schenden de projecten de rechten van lokale gemeenschappen.

Economische groei is geen oplossing
Ook als het gaat om de transitie naar duurzame energie, steken koloniale verhoudingen de kop op. De energietransitie wordt voornamelijk gezien als een technologisch probleem. Dit is zichtbaar in de Europese Green New Deal, waarin het waarborgen van economische groei door innovatie en het vergroten van de efficiëntie voorop staan. Het idee dat economische groei kan worden ontkoppeld van ecologische impact is echter veelvuldig onderuitgehaald. De ecologische impact van de ‘groene’ infrastructuur die nodig is voor de energietransitie – accu’s voor elektrische auto’s, zonnepanelen, windturbines – ligt voornamelijk buiten Europa. Denk hierbij aan het winnen van lithium in Chili, Bolivia en Peru, een essentieel metaal in de ‘groene transitie’. Dit vindt zonder toestemming plaats op Inheems land en de Atacama woestijn wordt er voor opgeofferd. De vergroening van de EU gaat  zo ten koste van het land en levens in het Globale Zuiden en zet zo koloniale verhoudingen voort – iets waarover de Green New Deal zwijgt. Gelukkig zijn er ook andere opties; zo schreef Equinox een voorstel om de Green New Deal rechtvaardiger te maken en te ontdoen van kolonialisme.

Herstelbetalingen
Tot slot worden de koloniale verhoudingen maar al te duidelijk in het feit dat geïndustrialiseerde landen weigeren om verantwoordelijkheid te nemen voor hun rol in klimaatverandering en ecologische verwoesting in het Globale Zuiden. Zo was een van de splijtzwammen tijdens de laatste COP in Glasgow de weigering van de EU en VS  om te praten over aanvullende maatregelen om landen in het Globale Zuiden te compenseren voor de schade die ze ondervinden door klimaatverandering, en financiële steun te bieden voor klimaatmitigatie en adaptatie. Hoewel rijke landen in 2009 al $100 miljard per jaar aan klimaatfinanciën hebben beloofd – een fractie van wat nodig is – is aan deze belofte nog steeds niet voldaan. Compensatie wordt gezien als ‘hulp’ of een teken van ‘goodwill’, in plaats van herstelbetalingen waar landen in het Globale Zuiden recht op hebben na eeuwen van roof en plundering en de klimaatverwoesting die dit heeft veroorzaakt. Daarnaast wordt de financiering die er is voornamelijk beschikbaar gesteld aan overheden, bedrijven en NGO’s, in plaats van aan gemeenschappen zelf.  

De internationale klimaatpolitiek staat dus nog altijd bol van koloniale verhoudingen, en de oplossingen die worden aangedragen door overheden spelen verdere uitsluiting, onteigening en verwoesting van land en (Inheemse) gemeenschappen in de hand. Er is behoefte aan oplossingen die werken voor de mensen en plekken die het hardst worden geraakt door klimaatverandering en ecologische verwoesting – en die het herstellen van relaties met elkaar en met de aarde als uitgangspunt hebben. Hierbij moet Inheems leiderschap, soevereiniteit en kennis centraal staan. Anders het klimaatbeleid is gedoemd om te falen.